Zij weet het. Ik weet het.

Eind augustus, we hebben ons gezellig samen in de zetel genesteld voor ons dagelijkse leesmomentje. Haar benen kunnen niet stil zijn. De leeslat verschuift voortdurend. We zijn vaak de regel kwijt.

Er zijn weer meer fouten dan een tijdje geleden, merk ik. Lieve wordt viele(n), vervelen wordt vervellen. Zij wordt beweeglijker. Ik ongeduldiger. En dan schieten de benen naar de salontafel waar een glas met cola omvalt op de mat.

Ik schreeuw. Zij schreeuwt.
Ik huil. Zij huilt.
Ik zwijg. Zij zwijgt.
We knuffelen.

Ik zeg: ‘Ben je boos omdat mama je laat lezen in de vakantie?’. Zij zegt: ‘Neen, mama, maar nu ga ik al naar het 5e leerjaar en kan ik nog niet lezen. Je weet toch dat dit nooit meer zal komen?’.

Zij weet het. Ik weet het.

 
Vorige
Vorige

Grote toets